Om de juiste vragen te stellen bij de relevantie en toereikendheid van argumentatie (twee van de vier criteria waarop je een mening / oordeel van een beroepsbeoefenaar kritisch kunt doorvragen), moet je weten dat veel argumenten in de kern zijn terug te brengen tot een aantal standaardvormen. Het is de kunst om deze te gaan herkennen en hierdoor de juiste kritische vragen te stellen.

De kunst van het stellen van vragen en doorvragen

Een voorbeeld. Een veel voorkomende vorm van argumenteren is de oorzaak-gevolg-redenering (het causaal verband). Het argument heeft vaak als vorm: "Je moet voor X zijn, want het gewenste gevolg zal Y zijn (en dat is goed)". Neem bijvoorbeeld de arts die tegen een patiƫnt zegt: "U moet drie keer per dag dit middel slikken want daarmee zullen uw klachten waarschijnlijk binnen twee Ơ drie weken weg zijn." Het is een manier van redeneren die je ook terugziet bij de politicus die zegt "We moeten de spoorwegovergang ondertunnelen want dat zal leiden tot minder vertraging voor het verkeer op de ringweg."

Deze en andere standaardvormen van redeneren - waartoe je veel redeneringen kunt terugbrengen - tonen de mogelijke manieren aan waarop iemand kan redeneren. Meer formeel: hoe een argument zich verhoudt tot het standpunt. Deze standaardvormen worden binnen de argumentatietheorie argumentatieschema’s genoemd. In bovenstaande voorbeelden zag je twee keer een oorzaak-gevolg-redenering. Dit wordt ook wel de inrichting van het argument genoemd [1].

Als je oplet kun je per zelfstandig argument een argumentatieschema herkennen. Met een zelfstandig argument wordt bedoeld dat het gaat om een enkelvoudig of nevenschikkend argument dat op zichzelf jou al zou moeten overtuigen. Bij meervoudige argumentaties kun je per argument gaan vaststellen of het argument overtuigt. Je zult dan meerdere schema´s herkennen.

Een voorbeeld. Stel een wethouder probeert een gemeenteraadslid te overtuigen van invoering van een nieuwe verkeersmaatregel. Hij geeft hiervoor twee argumenten die - bij navraag - volgens hem beide genoeg overtuigingskracht hebben: ten eerste zal het leiden tot meer veiligheid en ten tweede hebben andere gemeenten deze maatregel ook genomen. Je herkent dan twee argumentatieschema´s die in beginsel los staan van elkaar, namelijk een oorzaak-gevolg-redenering (meer veiligheid) en een analogie (de vergelijking tussen gemeenten).
 
Terzijde, maar indien Ć©Ć©n argument in strijd is met een ander argument kun je meteen vaststellen dat Ć©Ć©n van de twee argumenten niet correct moet zijn. Deze inconsistentie wijst op non-relevantie of non-aanvaardbaarheid van Ć©Ć©n van de argumenten. De gehele redenering is daarnaast nog niet toereikend.

Let op. Een argumentatieschema moet je niet verwarren met de argumentatiestructuur van een betoog of redenering. In een argumentatiestructuur wordt – zoals je eerder hebt kunnen lezen – de opbouw van een betoog/redenering weergegeven. Dit zegt nog niets over hoe inhoudelijk het standpunt en het argument zich tot elkaar verhouden. Sterker, de praktijk leert dat je eerst moet inzien - helder moet krijgen - wat de structuur is (wat is het standpunt, wat zijn de argumenten, hoe moet je de argumenten precies lezen, zijn het losse argumenten of niet, e.d.) voordat je onderzoek kunt doen naar de vorm van argumentatie (per argument). Helaas worden in de praktijk beide begrippen nogal eens door elkaar gehaald / gebruikt.
 
Je krijgt hierna de in de beroepspraktijk meest voorkomende argumentatieschema’s te zien; de meest gebruikte manieren waarop professionals en hun cliĆ«nten, klanten, e.d. elkaar proberen te overtuigen. Manieren die als je die herkent, je in staat stellen om betere vragen te stellen.

Een voorbeeld. Als sprake is van een oorzaak-gevolg-redenering (een causaal verband) als argumentatieschema dan kun je doorvragen naar of het gevolg wel echt goed is (= het argument echt relevant?) en of ondanks het wenselijke gevolg er geen andere argumenten tegen zijn (= is het argument echt toereikend?).
 
De algemene kritische vraag die je dus stelt is:



Vervolg
Voordat je over deze concrete argumentatieschema's (en de bijbehorende vragen) gaat lezen, is het nuttig om het onderscheid tussen inductief redeneren en deductief redeneren te kennen. Dit zal in de volgende bijdrage worden uitgelegd.

__________
 
[1]
Argumentatieschema’s worden ook argumentatietypes of argumentatievormen genoemd. Zie Willemsen, H., Argumentatieschema, in: Woordenboek Filosofie, Van Gorcum, 1992, bladzijde 30.