In deze bijdrage vind je de 13 vragen die je kunt stellen om tot een zo goed mogelijk onderbouwd moreel oordeel te komen. Als je de vragen uit dit stappenplan stelt en de antwoorden meeweegt bij je oordeelsvorming, kunnen anderen je veel verwijten, maar niet dat je nauwelijks onderzoek hebt gedaan toen je je mening vormde. Dus ook al zijn ze het nog steeds niet met je eens. Ik hoop dat je iets aan onze lijst met vragen hebt. Deze lijst met vragen gebruik ik in ieder geval zelf ook tijdens een moreel beraad, tijdens mijn socratische / morele gesprekken of tijdens een morele gespreksvoering.
Eerste versie: 23 februari 2017 (de eerste versie met 15 vragen vind je hier)
Geactualiseerde versie: 06 november 2020



De kunst van het stellen van vragen bij ethische vraagstukken en oordeelsvorming


Achtergrond: morele vragen

Als professional kun je tegen allerlei morele vragen aanlopen waarbij je gevraagd wordt om een oordeel te vellen - en waarnaar je mogelijk moet handelen - maar waarbij het niet meteen duidelijk is wat het juiste antwoord is.  

Een voorbeeld. Stel een advocaat krijgt van zijn cliĆ«nt te horen dat hij binnenkort iemand gaat benaderen met als doel deze persoon af te persen (bijvoorbeeld met een onrechtmatig verkregen video als in de 2017-Patrica Paay-zaak). Of dat de cliĆ«nt aangeeft iemand te willen verwonden. In hoeverre mag de advocaat zijn geheimhoudingsplicht dan schenden om deze andere persoon te waarschuwen? 

Vaak zal bij dit soort vragen sprake zijn van een moreel dilemma. Er is dan sprake van een waardenconflict waarbij er meerdere waarden zijn (en dus opties zijn) die allen op zich nastrevenswaardig zijn, maar waarbij een compromis niet direct mogelijk is.

In bovenstaand voorbeeld zie je - enigszins vereenvoudigd - een keuze tussen geheimhouding enerzijds en veiligheid (van de persoon) anderzijds.

Ook al is het vaak niet duidelijk wat de juiste keuze is, in de beroepspraktijk zal van je worden verwacht dat je een oordeel velt dat geĆÆnformeerd, weloverwogen en te verantwoorden is. Dit past bij de kennisverwachting die we van professionals hebben.

Uitgedrukt in termen van de HART-criteria en de vier vragen die je kunt stellen bij een mening, dat je deze mening:

  • HELDER kunt uitleggen (verantwoord)
  • baseert op AANVAARDBARE (ware/juiste) beweringen (geĆÆnformeerd)
  • onderbouwt met RELEVANTE en TOEREIKENDE argumenten (weloverwogen).

Een morele vraag zo goed mogelijk beantwoorden

Het op een dergelijke GOEDE wijze beantwoorden van een morele vraag [1] is echter niet altijd even makkelijk. Hoe krijg je dit nu voor elkaar? Door het stellen van diverse goede deelvragen! [2]

Nu vind je in de literatuur diverse modellen en stappenplannen voor moreel beraad en bespreking van een ethisch dilemma. Hierin staan diverse voorbeeldvragen. Het zijn echter modellen waarbij je natuurlijk zelf ook weer de nodige positief-kritische vragen kunt stellen šŸ˜Œ.

Omdat je echter misschien niet de tijd en zin hebt om dit te doen, hebben wij dit gedaan [3]. Het resultaat is een eigen overzicht met vragen die je ons inziens kunt stellen als je tegen een moreel dilemma aanloopt. Een stappenplan voor morele oordeelsvorming dat wij gebruiken tijdens onze trainingen en (socratische) gesprekken.

Maar let op: het zijn vragen die je helpen om een meer inzicht te krijgen in wat er allemaal speelt en hoe je mogelijk kunt oordelen in een situatie. Om tot een betere onderbouwing te komen. Het is geen beslissingsmodel om tot de juiste mening te komen. Het JUISTE antwoord - als dit er al is - volgt niet automatisch uit de deelvragen.

Het vraagschema helpt je enkel om in te zien in hoeverre je een te verantwoorden, geĆÆnformeerde en weloverwogen keuze maakt. Hiermee verklein je de kans dat je achteraf moet zeggen: "Dom, waarom heb ik hier niet eerder aan gedacht?"

Stel de advocaat in bovengenoemde casus vindt dat hij het potentiƫle slachtoffer niet moet waarschuwen. Als hij vervolgens achteraf naar dit oordeel gevraagd wordt en dan blijkt dat hij niet heeft gedacht aan wat de Nederlandse Orde van Advocaten voorschrijft (dit is de beroepsvereniging waar hij verplicht lid van is), dan is het oordeel minder goed onderbouwd.

Je zult trouwens in de praktijk gaan merken dat niet alle vragen relevant zijn bij ieder moreel dilemma. 
 
Als er bijvoorbeeld geen beroepsorganisatie in beeld is, is de vraag naar wat deze organisatie vindt natuurlijk niet relevant. Als bij de morele kwestie geen organisatie of werkgever betrokken is (bijvoorbeeld bij een morele kwestie rond euthanasie), dan is deze vraag natuurlijk ook niet relevant.


Vraagschema


Om een moreel dilemma zo goed mogelijk te overdenken, kun je de volgende vragen stellen:

I Wat speelt er precies? (verhelderingsvragen 1)

1. Wat is precies de morele vraag en de achtergrond van het morele dilemma? Ben je bezig met het vormen van een oordeel, gaat het ook om het geven van een advies of het nemen van een beslissing? Ben je aan het nadenken over een regel of beginsel in het algemeen of over een concrete kwestie?

2. Wie zijn betrokken / de belanghebbenden (de stakeholders) en wat zijn de belangen die deze belanghebbenden in het algemeen hebben?

3. Welke waarden spelen in deze casus (en conflicteren mogelijk in de kern in deze kwestie)? Zie bijvoorbeeld deze lijst met waarden ter inspiratie.

____________________

II Welke standpunten nemen anderen in en wat is hun argumentatie? Met andere woorden: wat schrijven heersende morele ideeƫn voor? (verhelderingsvragen 2)

4. Wat vindt - indien dit relevant is - de persoon waarvoor je werkt (de klant / cliƫnt)?

5. Wat vinden beroepsbeoefenaren met een vergelijkbaar beroep? Wat zeggen eventuele beroepscodes? Wat adviseert de beroepsorganisatie?

6. Wat zou de organisatie vinden waar dit probleem zich voordoet? Wat schrijft een eventuele bedrijfscode voor? Wat adviseren collega’s, leidinggevenden, directie, toezichthouders, afdeling compliance, bedrijfsjuristen et cetera?

7. Welke ideeƫn heersen er binnen de maatschappij? Zijn bepaalde handelingsopties bijvoorbeeld verboden, verplicht of toegestaan in wet- en regelgeving of richtlijnen? Is er een inspectie / toezichthouder die je kunt raadplegen? Welke optie zal het minst tot maatschappelijke weerstand leiden via bijvoorbeeld nationale of lokale kranten (toelichting)? Richtinggevend hiervoor kunnen de prima facie verplichtingen van Ross zijn.

8. In hoeverre stroken bepaalde handelingsopties wel / niet met je gevoel / religieuze visie / directe omgeving? Is er bijvoorbeeld een optie waarvan je nu al weet dat je er slecht van zult slapen? Hoe sta je er emotioneel in? Is er een optie die niet of juist zeer goed strookt met je geweten? Zijn dit niet ongefundeerde onderbuikgevoelens? Wat vindt je partner bijvoorbeeld? En wat zullen je vrienden zeggen? Je ouders? En je grote voorbeeld? En wat past het beste bij eerdere keuzes in enigszins vergelijkbare gevallen?

9. Wat vinden de overige belanghebbenden, opiniemakers en/of geĆÆnteresseerden? Is in de literatuur of in de wetenschap over het dilemma geschreven? Wat zeggen gezaghebbende auteurs?

____________________

III Welke argumenten zijn er om bepaalde handelingsopties te kiezen? (verhelderende vragen 3)

10. Welke handelingsopties hebben de voorkeur / afkeur in het licht van wat waardevol is? Denk aan argumenten die zich richten op waarden als welzijn, menswaardigheid, rechtvaardigheid, vrijheid, autonomie, verantwoordelijkheid, gezondheid en welvaart?

11. Welke handelingsopties hebben de voorkeur / afkeur in het licht van belangrijke morele beginselen / principes? Denk aan argumenten die voortkomen uit principes als het schadebeginsel, het wederkerigheidsbeginsel, het universaliteitsbeginsel en eventueel andere beginselen?

12. Welke opties hebben de beste gevolgen (voor de diverse belanghebbenden / samenleving; op korte/lange termijn)? 

____________________

IV Welk handelingsoptie kent (voor jou) de meest overtuigende argumentatie waarbij ook wordt tegemoet gekomen aan de belangrijkste bezwaren?

13. Welke argumenten zijn het meest overtuigend? Welke het minste? Wat zijn zelfs drogredenen? In hoeverre kun je aan bepaalde (tegen)argumenten tegemoet komen? Met andere woorden: met welke opties voorkom je bepaalde (morele) kosten? Welke handelingsoptie geeft je dit?

____________________

Eventueel ter afsluiting: welke nieuwe inzichten hebben de antwoorden op bovenstaande vragen en de analyse in het algemeen geleid?

TIP
Voor een eerste inventarisatie en ter voorkoming van tunnelvisie, zou ik je adviseren om aan het begin van het morele onderzoek reeds de vraag te stellen wat je denkt en wat je argumenten hiervoor zijn. Met andere woorden: welk moreel oordeel en daaruit volgende handelingsopties / handelingsmogelijkheden / alternatieve oplossingen lijken er zonder verdere analyse volgens jou te zijn. Vaak betreft dit twee uitersten (niet doen / wel doen) en meerdere tussenoplossingen (wel doen, indien voldaan is aan ....). In het vervolg van het onderzoek - dus bij beantwoording van bovenstaande vragen - kun je dan juist je richten op argumenten / informatie die jouw mening ontkrachten. Dit geldt ook voor de waarheid van feiten: ook hier is discriminerend bewijs (van scenario's) en ontkrachtend bewijs van groot belang is.

PS. Niet vergeten: doorvragen

Het stopt natuurlijk niet met bovenstaande vragen. Vergeet waar nodig niet positief-kritisch jezelf of de ander door te vragen. Bijvoorbeeld door gebruik te maken van de volgende twee socratische controlevragen:
  • Wat wordt bedoeld?
    • Wat bedoel je bijvoorbeeld met bepaalde waarden? Wat is welzijn en wat is verantwoordelijkheid (nemen) voor jou? Wat bedoel je als de gevolgen van een bepaalde handelingsoptie positief zijn: zijn dit dan de financiĆ«le gevolgen, de economische, de ...
  • Klopt het ook?
    • Hoe weet je bijvoorbeeld wat de betrokkenen vinden? Heb je deze mensen gesproken of denk je dat dit denken?
    • Hoe zeker weet je bijvoorbeeld wat de wet voorschrijft?
    • En achteraf: In hoeverre was je overweging de juiste? Hoe reageerden de betrokkenen en dan met name de belanghebbenden die negatief geraakt werden door je keuze? Klopt je afweging?

Hier vind je meer over de kunst van het doorvragen.
 
Heb je aanvullingen, opmerkingen, vragen die we zijn vergeten? We horen het graag!

__________ 
 
[1]
Dit moet je niet verwarren met het JUISTE oordeel. Misschien denk je over het uiteindelijke oordeel wel anders - en neem je dus een ander standpunt in - maar kan de onderbouwing nog wel steeds goed zijn. Zie voor meer toelichting deze bijdrage.

[2]
In de literatuur worden diverse voordelen genoemd als je een stappenplan met deelvragen gebruikt. Bijvoorbeeld dat je (1) minder snel iets of iemand over het hoofd ziet, je (2) meer kans hebt op consensus als je morele vraag meerdere partijen raakt (want de deelvragen geven je inzicht in alternatieve uitkomsten en waar een compromis mogelijk is) en je (3) mogelijk meer gemoedsrust hebt (een gemaakte keuze in een dilemma kan verkeerd uitpakken maar je hebt de keuze in ieder geval weloverwogen op dat moment gemaakt)

[3]
Verantwoording: het vraagschema is gebaseerd op een analyse en evaluatie van o.a. de volgende, meest gebruikte stappenmodellen voor morele reflectie, aangevuld met enkele eigen ideeƫn en ervaringen met (socratische) gesprekken en morele oordeelsvorming en besluitvorming:
  • L.L.E. Bolt, M.F. Verweij en J.J.M van Delden, Ethiek in praktijk (2007, p. 18) geven een stappenplan - het Utrechts stappenplan - als hulpmiddel voor een gestructureerd proces van ethische reflectie over een morele handelingsvraag: wat is juist om te doen, hoe te handelen in dit geval? De nadruk liggen op het doordenken van een ethische dilemma's in de zorg. Zij komen met:
    • Fase I Verkenning 
      • (1) Welke vragen roept de casus op? 
    • Fase II Explicitering 
      • (2) Wat is de morele vraag?
      • (3) Welke handelingsmogelijkheden staan op het eerste gezicht open?
      • (4) Welke feitelijke informatie ontbreekt op dit moment? 
    • Fase III Analyse 
      • (5) Wie zijn bij de morele vraag betrokken en wat is het perspectief van ieder van de betrokkenen? 
      • (6) Welke argumenten zijn relevant voor de beantwoording van de morele vraag? 
    • Fase IV Afweging 
      • (7) Wat is het gewicht van deze argumenten in deze casus?
      • (8) Welke handelingsmogelijkheid verdient op grond van deze afweging de voorkeur? 
    • Fase V Aanpak
      • (9) Welke concrete stappen vloeien hieruit voort?
  • R. Ritzen en L. Royakkers, Ethiek in de rechtspraktijk (2010, p. 30 e.v.) reiken methode aan om morele dilemma's op te lossen. Waarop je aangesproken kunt worden als je verantwoordelijk bent (voorzienbaarheid, beĆÆnvloedbaarheid en handelingsvrijheid). De deelvragen:
    • (1) Wat is een moreel dilemma?
    • (2) Wat kun je doen? (weigeren, discussie, saboteren of informatie naar buiten brengen)
    • (3) Wat mag je verwachten?
    • (4) Wat moet je doen?
  • J. de Leeuw en J. Kannekens (red), Bedrijfsethiek voor HBO (2006, p. 263 e.v.) geven een stappenplan dat gebruikt kan worden om een bedrijfsethisch probleem op een systematische manier te analyseren en op te lossen. Hun stappen:
    • (1) Formuleer het ethisch probleem 
    • (2) Formuleer de moreel verantwoordelijken
    • (3) Analyseer de feiten
    • (4) Analyseer de stakeholders
    • (5) Analyseer de waarden
    • (6) Formuleer een oplossing vanuit de gedragscode 
    • (7) Formuleer je eigen oplossing
  • P. Winkler, Organisatie-ethiek (2005, p. 39 e.v.) geeft een stappenmodel om - zoals hij stelt - morele dilemma's op een meer rationele manier en hierdoor op een zo objectief en eerlijk mogelijke manier te beslechten. De vragen:
    • (1) Wat is het morele probleem? 
    • (2) Wie zijn de betrokken stakeholders en wat zijn hun belangen?
    • (3) Welke verschillende handelingsmogelijkheden zijn er?
    • (4) Welke belangen worden positief of negatief geraakt?
    • (5) Welke normen of waarden zijn in het geding?
    • (6) Welke belangenafweging maak je / conclusie trek je?
      • 6.1 Welke belangen wegen het zwaarst en waarom?
      • 6.2 Gebruik ik bij deze afweging ongeldige drogredenen?
      • 6.3 Welke conclusie trek ik hieruit wat betreft mijn beslissing inzake mijn dilemma?
      • 6.4 Hoe kan ik mijn beslissing vanuit de drie ethische optieken verdedigen?
      • 6.5 Hoe kan ik mijn beslissing verdedigen vanuit het principe van wederkerigheid?
      • 6.6 Hoe kan ik mijn beslissing verdedigen vanuit het principe van universaliteit?

Deze Vraagzin-stappenplan voor morele reflectie brengt dus met zich mee dat je in je oordeelsvorming op zoek gaat naar aanvullende informatie (uit anderen bronnen) en niet dat een moreel probleem alleen op basis van wat in het hoofd van iemand zit kan worden beslecht (zoals bij sommige socratische methodes wel wordt voorgesteld).

De meerwaarde van deze insteek voor besprekingen in een klas wordt o.a. bevestigd in Engelstalige literatuur. Zie bijvoorbeeld dit artikel van Chowning, JT, How to have a Successful Science and Ethics Discussion (2005).