Het onderbouwen van een standpunt in een oordeel gebeurt met argumenten. Een argument wordt in het dagelijks taalgebruik soms ook wel een grond of een reden genoemd. Nu bleek het laatste bij nadere bestudering niet helemaal correct te zijn: eerder heb je kunnen lezen dat er tussen redeneren en argumenteren wel een verschil zit. In dit eBook zal ik deze begrippen - conform de praktijk - echter door elkaar gebruiken.
 
Voorbeeld
Een werknemer kan een reden geven om zijn baas ervan te overtuigen dat er flexibele werktijden ingevoerd zouden moeten worden. De persoon geeft dan volgens de meeste mensen een argument. Een werknemer kan daarnaast de reden geven waarom hij te laat kwam voor een vergadering ("Mijn horloge was kapot"). Deze reden zullen veel mensen niet als argument kwalificeren. De werknemer geeft enkel een verklaring voor iets: namelijk waarom hij te laat kwam. Of dit een geldige reden is om te laat te komen, is weer een andere discussie. Als dit ter discussie staat - bijvoorbeeld tussen de werknemer en zijn baas - wordt het kapotte horloge een argument.

Een argument is een uitspraak die iemand aanvoert om een ingenomen standpunt te rechtvaardigen of te verantwoorden. De argumenten moeten aantonen waarom het ingenomen standpunt houdbaar is. Een standpunt steunt namelijk op de argumenten die worden gegeven. De argumenten maken het standpunt meer of minder houdbaar. Een professional die voor een standpunt geen argumenten aangedragen ziet worden, zal hier vragen bij kunnen stellen.


Argument (uitleg en begrip)


Nadat je hebt afgevraagd wat precies het standpunt is van de ander is de tweede vraag binnen de HART-methode wat de argumenten zijn die iemand aandraagt. Of anders verwoord: welke redenen de ander geeft.

Of je deze vraag ook expliciet moet stellen, is natuurlijk afhankelijk van wat precies gezegd wordt. Indien iemand enkel een standpunt geeft ("Belachelijk dat we overgaan op een nieuwe administratief systeem") dan kun je expliciet om de argumentatie vragen. Vaak spreekt iemand echter wel de argumentatie uit. Al dan niet volledig zo zal later blijken.
 
Voorbeeld
Werknemer: "Het is tijd voor mij om naar huis te gaan want ik heb vanavond nog een vergadering."

Je ziet:
- een standpunt: Het is tijd om naar huis te gaan.
- een argument: Want ik moet vanavond naar de school van mijn kind

In de volgende bijdrage zal ik uitleggen hoe een standpunt en argument vaak met elkaar verbonden zijn: via de argumentatieve indicator. Dit kan je helpen bij het opsporen van de argumenten.