Je hebt in het vorige hoofdstuk gelezen hoe een oordeel in een redenering of betoog – in theorie – door een beroepsbeoefenaar kan worden onderbouwd. Aan de hand van een groot aantal begrippen uit de argumentatieleer zijn daartoe de eerste van de acht positief-kritische vragen op basis van de HART-methode uitgewerkt: wat is het standpunt, welke redenen worden aangedragen en wat beweert de beroepsbeoefenaar allemaal ter onderbouwing van het standpunt?

Nu kun je de indruk hebben gekregen dat het achterhalen van hoe en wat iemand precies beredeneert of betoogt vrij eenvoudig helder te krijgen is. Er zijn echter in de praktijk een drietal problemen die het je soms moeilijk maken. Vooral bij grotere betogen kan het lastig zijn om te achterhalen wat het standpunt is en hoe de argumenten begrepen moeten worden. In dit hoofdstuk zal ik deze problematiek toelichten.

Vervolgens zal ik in het tweede deel drie middelen aanreiken om tot een zo precies mogelijk inzicht te geraken in een gegeven redenering en/of betoog (hierop een betoog of redenering bevragen is de vierde positief-kritische vraag). Het eerste middel is het gebruik van argumentatiestructuren. Ondanks dat je deze niet in de praktijk altijd zult opstellen, kunnen argumentatiestructuren en de theorie hierachter je wel helpen in het stellen van de juiste vragen. Het tweede deel zal ik laten vervolgen met een middel om tot een nog beter inzicht te komen: het bevragen van een betoog op wat verzwegen is. Dit heb ik eerder reeds toegelicht maar omdat dit onderdeel erg belangrijk is en vaak als lastig wordt ervaren, volgt in dit hoofdstuk een extra verdiepende uitleg. Ik sluit af met een derde middel om een betoog nog helderder te krijgen: de indeling pro/contra-argumentatie.