Je hebt gelezen dat een betoog of redenering van een beroepsbeoefenaar - indien het is ontdaan van informatie die er niet toe doet - bestaat uit Ć©Ć©n of meerdere standpunten met ter onderbouwing Ć©Ć©n of meerdere argumenten waarbij in deze argumenten weer allerlei beweringen worden gedaan. Om vervolgens er zeker van te zijn dat je helder hebt wat de beroepsbeoefenaar bedoelt, moet je hem of haar soms hiertoe bevragen. Dit leidde tot drie hoofdvragen: vragen naar 1. het standpunt, 2. de argumenten en 3. de beweringen.

Ondanks dat je met deze drie vragen veel informatie op tafel krijgt, zul je zelden hiermee precies helder hebben wat de beroepsbeoefenaar betoogt of redeneert. Hiervoor is nog een vierde positief-kritische vraag nodig.


De vierde positief-kritische vraag:
Hoe moet je het betoog / de redenering precies lezen?


Deze vierde stap bestaat uit een aantal deelvragen. Ten eerste kun je het betoog / de redenering analyseren op argumentatiestructuur en hierop bevragen. Met een argumentatiestructuur maak je inzichtelijk hoe je het betoog of de redenering van de beroepsbeoefenaar moet lezen: je vraagt je af hoe de redenen zich concreet verhouden tot elkaar en tot het standpunt. Ten tweede kun je expliciet vragen stellen naar wat verzwegen is. Ten derde doe je er goed aan om in beeld te krijgen in hoeverre argumenten pro en argumenten contra worden gegeven. Dit levert diverse vragen op. In de volgende bijdragen zullen deze uitgewerkt worden (te raadplegen via de linkjes).