Dit is deel 4 in onze serie "open vragen versus gesloten vragen". In deel 1 hebben we uitgelegd wat in het algemeen het verschil is tussen open vragen en gesloten vragen (inclusief voorbeelden). In deel 2 heb je vervolgens kunnen lezen dat het maar afhankelijk is van welke definitie je hanteert of je een vraag open of gesloten kunt noemen (en dat het verschil meer een geleidelijk / gradueel verschil is). In deel 3 hebben we beschreven dat je ook vanuit de persoon die moet antwoorden kunt kijken of een vraag een open of gesloten vraag is. Bij deze definitie is een vraag een open vraag als de geĆÆnterviewde een uitgebreid antwoord geeft (ook al is de zin formeel - volgens de algemene indeling - gesloten). In dit deel zullen we tot slot een hele andere insteek van open-versus-gesloten-vragen uitwerken, namelijk die van Jan Bransen. Een indeling die relevant is voor filosofen. Wil je echter weten wat normaal gesproken onder open/gesloten vragen wordt verstaan, dan kun je beter beginnen met deel 1.
 
Een andere definitie van open en gesloten vragen.

De meeste mensen zullen de filosoof Jan Bransen niet kennen en zij die dit wel doen, kennen hem waarschijnlijk van het boek Word zelf filosoof. Verbonden aan Radboud Universiteit Nijmegen heeft deze hoogleraar Filosofie van de gedragswetenschappen echter ook een flink aantal andere lezenswaardige artikelen en boeken geschreven. Omdat de doelgroep van met name de artikelen medefilosofen (in opleiding) zijn, is de inhoud - in tegenstelling tot bijvoorbeeld eerdergenoemd boek -  niet altijd door iedereen direct te vertalen naar de praktijk.

Dit is misschien een gemiste kans omdat een aantal artikelen juist de praktijk van vragen stellen raakt. Bijvoorbeeld het artikel From daily life to philosophy, gepubliceerd in Metaphilosophy, Vol. 45, No. 4 (juli 2004, p 517-535). Ik zal hieronder enkele interessante ideeƫn uit dit artikel proberen toegankelijk te maken. Niet met als doel een complete en perfecte samenvatting van het artikel te geven maar enkel ter verbetering van de praktijk van vragen stellen.

Open en gesloten vragen: een afwijkende invulling

Bransen maakt in het artikel onderscheid tussen open en gesloten vragen. Maar hij gebruikt deze termen op een andere manier dan we gewend zijn.

  • Een gesloten vraag is een vraag waar uiteindelijk maar Ć©Ć©n correct antwoord op gegeven kan worden. Er zijn twee vormen van gesloten vragen:
    • Empirische vragen: dit zijn vragen waarbij de vragensteller veronderstelt dat de persoon aan wie de vraag wordt gesteld over een bak met empirische data (feiten) beschikt of kan beschikken waarmee de vraag beantwoord kan worden. Het zijn vragen die gaan over de menselijke ervaring en die op basis van inductie en observatie kunnen worden beantwoord. Als het onmogelijk is om een antwoord te geven dan komt dit enkel voort uit een gebrek aan informatie. Voorbeeldvragen:
      • Waar zijn mijn sleutels?
      • Op welke leeftijd gaan honden gemiddeld dood?
      • Had de schoonmaakster van Aristoteles maar Ć©Ć©n arm?
    • Formele vragen: dit zijn vragen waarbij de vragensteller veronderstelt dat de ander op basis van relaties tussen begrippen die in de vraag zijn opgenomen tot beantwoording van de vraag kan komen (door deductief te beredeneren of berekening) Dit klinkt misschien wat lastig maar laat ik dit toelichten aan de hand van een voorbeeld van Bransen zelf (p. 521). Neem de vraag: "Hoeveel dagen zitten er in een eeuw?" Als je weet wat een eeuw is - wat de definitie van 'eeuw' is - en hoe een eeuw zich begripsmatig verhoudt tot een dag dan kun je deze vraag prima beantwoorden. Andere voorbeelden:
      • Wat is de wortel van 49?
      • Is het totaal van alle zijden van een vierkant vier maal een enkele zijde?
      • Had de schoonmaakster van Aristoteles een lichaam? (dit raakt de relatie tussen het zijn van schoonmaakster en het hebben van een lichaam)

  • De open vraag is - als tegenhanger van bovengenoemde gesloten vragen - vragen die zich niet enkel richten op de menselijke ervaring (de empirische vragen) of die beantwoord kunnen worden op basis van een eenduidig begrippenkader (de formele vragen). Open vragen zijn vragen die gaan over de complexe relatie tussen een begrippenkader en de inhoud van de menselijke ervaring. Exemplarisch voor open vragen zijn filosofische vragen. De vraag "Had de hulp van Aristoteles een vrije wil?" is bijvoorbeeld een open vraag. Het is maar afhankelijk van wat je onder vrije wil verstaat hoe je deze vraag gaat beantwoorden. Als je een existentiĆ«le invulling voorstaat, krijg je mogelijk een ander antwoord dan als je redeneert vanuit het gedachtegoed van de filosoof Kant. Ook de vraag "Hoe moet ik handelen in geval x?" is een voorbeeld van een open vraag.


Waarom is deze tweedeling interessant? Om twee redenen.

1. Pas op met open vragen die ten onrechte worden gezien als gesloten vragen
 Bransen constateert dat als een open vraag wordt gezien en beantwoord als zijnde een empirische vraag dat hiermee indirect de vraag ook formeel wordt ingekleurd. De vooronderstelling is dan immers dat er maar Ć©Ć©n begrippenkader is dat ondubbelzinnig de relevante feiten selecteert. Snel een voorbeeld. Neem de vraag "Had de schoonmaakster van Aristoteles een vrije wil?" Als iemand zegt dat dit het geval was, de schoonmaakster had een vrije wil, dan zie je twee zaken. Ten eerste een visie op de vrije wil (bijvoorbeeld in aansluiting op de visie van de filosoof Sartre, Harry Frankfurt of ...) en ten tweede dat - gezien deze theorie - vrije wil conceptueel volgt uit schoonmaakster-zijn, gelijk een schoonmaakster ook een lichaam moet hebben. Beide punten zijn natuurlijk discutabel.

Dit toont ons wat filosofische vragen zijn. Het zijn niet de vragen die enkel gaan over de inhoud van de menselijke ervaring (empirie) en ook niet enkel over de inhoud en afleiding vanuit een bepaald begrippenkader. Filosofische vragen raken beide tegelijkertijd: het zijn vragen over hoe je de menselijke ervaring begripsmatig kunt duiden.

2. Stel betere open vragen: bevraag begrippenkaders in relatie tot hoe we de wereld ervaren
Volgens Bransen schuilt hier ook de taakopdracht van de filosoof in. Een filosoof zou ten aanzien van open vragen moeten streven naar het achterhalen van (betere) beschrijvingen van relaties tussen begrippen in het licht van onze menselijke ervaring. Dat open vragen in die zin betekenisvoller worden.  Bransen (p 533):

" ... it is a matter of improving the question to be asked, of improving our understanding of the particular problem beneath the surface that elicits from us an open question about how to conceive of a particular region of experience."

Wat filosofen moeten doen is de juiste vragen (laten) stellen. Misschien is het ideaal wel dat open vragen gesloten worden? Dat bijvoorbeeld de begrippen in het vrije-wil-debat conceptueel niet anders dan op een bepaalde manier gezien moeten worden waardoor uiteindelijk ook het antwoord op de vraag "Had de schoonmaakster van Aristoteles een vrije wil?" per definitie uit de gebruikte begrippen en ervaring volgt? Misschien.

Dit begint, en dan verwijs ik ook even naar het boek Word zelf filosoof, in ieder geval met het bestuderen van de begrippenkaders die anderen gebruiken (p. 190) en het expliciteren van (intrinsieke) begripsrelaties en begripsonderscheidingen (p. 194).

Een voorbeeld. Stel, iemand heeft als vraag "Hoe moet ik handelen in geval x?" Het is als filosoof, helemaal in de rol van toegepast ethicus, verleidelijk deze vraag te benaderen vanuit een Kantiaans perspectief, namelijk als een vraag naar informatie over welke morele plicht de persoon dan heeft. Toch kan deze vraag, zo stelt Bransen, beter worden vertaald naar een (levens)verhaal dat is vastgelopen en vraagt om filosofische verdieping en onderzoek. Een betere vraag zou in dat geval geherformuleerd moeten worden tot "Wie ben je?" in plaats van het Kantiaanse "Wat is je morele plicht?"