In deze bijdrage zullen we uitleggen wat suggestieve vragen zijn. Het advies is namelijk om enkel suggestieve vragen te stellen als dit nodig is. Onderzoek laat echter zien dat het stellen van neutrale vragen zonder training nauwelijks te doen is. Pas dus ook op dat jou niet op een suggestieve wijze iets gevraagd wordt.

eerste versie: 11 juli 2015
geactualiseerd: 4 augustus 2021 (taal)


Het stellen van suggestieve vragen
 

Eerst een voorbeeld van een suggestieve vraag

Als een leidinggevende aan een medewerker vraagt “Waarom was je vanochtend te laat op je werk?” dan hoort de medewerker waarschijnlijk impliciet het volgende oordeel: je was tĆ© laat op je werk. Met op de achtergrond het morele oordeel: “en dat mag niet”.
 
De medewerker zal waarschijnlijk op zijn hoede zijn en zich snel afvragen waarom de vraag zo wordt gesteld. Is het een open vraag of is het toch meer een vraag die gesteld wordt met als doel om ongenoegen te uiten? Sterker, om de medewerker indirect te laten toegeven dat hij tƩ laat was?

Wat zijn suggestieve vragen?

De vraag van de leidinggevende is een zogenaamde suggestieve vraag. Dit soort vragen worden ook wel leidende vragen of sturende vragen genoemd.

Een suggestieve vraag is een vraag die (bewust of onbewust) reeds een oordeel verhult dat helemaal niet juist hoeft te zijn, maar die je - door te antwoorden - mogelijk wel indirect ten onrechte gaat bevestigen (zonder je hiervan bewust te zijn). Met de vraag wordt dus iets geĆÆnsinueerd dat helemaal niet waar hoeft te zijn!
 
Als de medewerker de vraag "waarom was je vanochtend te laat op je werk?" beantwoordt met een reden (de trein was te laat), dus zonder de vraag ter discussie te stellen, omarmt hij of zij impliciet het oordeel: ik was te laat op het werk!

Het tegenovergestelde van suggestieve vragen zijn waardevrije vragen (ook wel neutrale vragen genoemd). In tegenstelling tot een suggestieve vraag hoor je bij een waardevrije vraag niet een suggestie in de vraag doorklinken. Je wordt niet een richting op gestuurd / geleid.

Soms valt het suggestieve karakter van de vraag nauwelijks op.

Voorbeeld 1. Stel jij fietst op een fietspad, waar je gewoon mag fietsen. Een oud dametje dat hier loopt schreeuwt je de volgende vraag toe: "Weet u wel dat u hier niet mag fietsen?" [1]. Wat moet je dan antwoorden?

Als je JA antwoordt dan beken je dat je fout zit (wat niet zo is).

Als je met NEE antwoordt dan stem je indirect in met de bewering die in de vraag zit verscholen: je mag hier niet fietsen maar jij wist dit niet. In beide gevallen omarm je in meer of mindere mate het oordeel dat je hier niet mag fietsen. Het weergeven van de daadwerkelijke situatie, namelijk dat je wel op het fietspad mocht fietsen, is met deze vraag nauwelijks te beantwoorden.


Het probleem van suggestieve vragen

1. Suggestieve vragen worden vaak ervaren als kritiek

Ten eerste worden suggestieve vragen vaak als een vorm van kritiek - in negatieve zin - ervaren. In het voorbeeld van de leidinggevende en de medewerker valt het suggestieve wel op. Het is niet ondenkbaar dat de medewerker niet met het oordeel eens is en geĆÆrriteerd terugvraagt “Hoezo te laat? Ik was helemaal niet laat op mijn werk.” Het stellen van suggestieve vragen staat het krijgen van een goed vraaggesprek direct in de weg.

2. Het is (hiermee) geen goede positief-kritische vraag

In suggestieve vragen zit dus een bepaald oordeel verstopt. Dit oordeel hoeft echter niet juist te zijn. Er kan sprake zijn van een vooroordeel dat nergens op gebaseerd is. Door wel de suggestieve vraag te stellen, komt een vragensteller nauwelijks dichter bij de waarheid.

Dit maakt een suggestieve vraag geen goede positief-kritische vraag. Niet onbevooroordeeld wordt gezocht naar de juiste kennis. Een kritische houding is namelijk heel wat anders dan het uiten van kritiek (wat ook dus de vorm kan hebben van een suggestieve vraag). Een positief-kritische houding kent een andere grondhouding. Wat deze houding precies is, lees je hier.


Moet je het stellen van suggestieve vragen in de beroepspraktijk voorkomen?

Ja, vaak beter van wel (ook al kunnen we dit nauwelijks zonder training)

Beroepsmatig tonen dergelijke leidende vragen dus een weinig kritische, bevooroordeelde houding. In veel beroepenvelden is dit - gezien de kennisverwachting die we van professionals hebben - niet wenselijk. We zien graag dat professionals handelen op basis van de juiste, ware kennis.

Voorbeeld 2. Dit is bijvoorbeeld niet het geval als de politie aan een verdachte op suggestieve wijze vraagt: “Sla je je vrouw nog altijd?[2]. Wat zegt een ontkennend antwoord van een verdachte? Ik sla niet altijd maar soms dus wel? Of heb dit in het verleden dus wel gedaan?

Veroordeel beroepsbeoefenaren die suggestieve vragen stellen trouwens niet te snel. Het is namelijk maar de vraag of de professional zich van diens vooroordelen en sturing bewust is. Er zijn zelfs onderzoekers die van mening zijn dat zonder training professionals niet in staat zijn niet-suggestieve vragen te stellen of te herkennen. Het sturende kan namelijk heel subtiel zijn:

Voorbeeld 3. Luidt een vraag 'Waarom vertrouwde je die man?' (toestandwerkwoord) dan begint het antwoord doorgaans met 'Omdat hij ...' De ondervraagde gaat dus in op de rol van de ander en wordt met deze vraagstelling die kant op gestuurd. Is de vraag 'Waarom vertrouwde je die man dat toe?' (handelingwerkwoord), dan gaat de ondervraagde in op de eigen rol: "Omdat ik ..." [3]

Gelukkig valt het soms wel op.  Twee voorbeelden:

Voorbeeld 4. Neem de situatie dat een leidinggevende aan een medewerker die een dag afwezig was, vraagt: “Je wist toch wel dat je een vrije dag alleen na overleg mocht opnemen?”. Als de medewerker met nee antwoordt, lijkt hij iets belangrijks niet te weten; als hij met ja antwoordt dan geeft hij impliciet toe dat dat hij een vrije dag heeft opgenomen. Misschien was hij echter gewoon ziek?
Voorbeeld 5. Ook journalisten kunnen in hun vraag hun (voor)oordeel laten doorklinken. Neem de vraag: “U zult wel balen dat juist Gouda dit jaar een grimmig Sinterklaasfeest kreeg?” die werd gesteld aan de burgemeester van Gouda na de intocht van Sinterklaas in 2014. In de vraag lezen we duidelijk een oordeel van de journalist: de intocht was grimmig. Uit het interview blijkt uit alles dat de burgemeester dit niet zo zag [4].



Maar in uitzonderlijke gevallen is een suggestieve vraag wel waardevol

Uit het bovenstaande moet je overigens niet concluderen dat suggestieve vragen per definitie beroepsmatig slechte vragen zijn. Soms kan er een goede reden zijn om suggestief te zijn. Met name in de zorg zie je dit duidelijk terug.

Zo kan een zorgverlener aan een dementerende oude man de vraag stellen: “U bent altijd een goede schoonmaker geweest toch?” met als doel om de man over zijn verleden te laten praten. Niet ondenkbaar is dat de zorgverlener het antwoord al vele malen heeft gehoord, maar dat hij of zij de vraag bewust stelt om de man een goed gevoel te geven. Of diens hersenen zo scherp mogelijk te houden. 


Tip

Dergelijke situaties (dus dat het bewust stellen van suggestieve vragen waardevol is voor de beroepspraktijk) komen echter niet vaak voor. In de praktijk kun je ze daarom beter geen suggestieve vragen stellen. Of deze proberen te ontmaskeren. Wees je ook hiervan bewust als je zelf de vragensteller bent.

__________

[1]
Dit voorbeeld heb ik ontleend aan de filosoof Bas Haring. Terug te zien via: ISBW/Bas Haring, Vragen stellen, te raadplegen via https://www.youtube.com/watch?v=0UbItxKwHTA.

[2]
Voor een interessante indeling in vijf vormen van leidende of suggestieve vragen bij (politie)verhoren, zie Bockstaele, M. en P. Ponsaers (Red.), Evoluties in verhoortechnieken, Maklu-uitgevers, 2013, pagina 23.

[3]
De Poot laat in onderzoek zien dat afhankelijk van het vooroordeel een vragensteller andere vragen stelt. Dit gaat dus o.a. over het verschil in gebruik van handelingwerkwoorden (“Waarom vertrouwde jij Piet dat niet toe?”) in plaats van toestandwerkwoorden (“Waarom vertrouwde jij Piet niet?”). Het vooroordeel van de proefpersonen dat hierin doorklinkt, heeft gevolgen voor de vraagstelling en stuurt de uitkomst van de antwoorden en hiermee het gesprek. Zie De Poot, C., De sturende werking van het werkwoord in de vraag, proefschrift Vrije Universiteit Amsterdam, 1996. Op OnzeTaal vind je een korte samenvatting van het proefschrift en een uitgebreidere toelichting van dit voorbeeld.

[4]
Simone van Zwienen / Algemeen Dagblad, Burgemeester Gouda: Intocht Sint was gezellig, ik ben trots, 17 november 2014, te raadplegen via http://www.ad.nl/ad/nl/33220/Sinterklaas/article/detail/3792069/2014/11/17/Burgemeester-Gouda-Intocht-Sint-was-gezellig-ik-ben-trots.dhtml