Je hebt in onze serie over open vragen en gesloten vragen eerder kunnen lezen dat het verschil tussen open vragen en gesloten vragen minder zwart-wit is dan veel mensen denken. En dat als je het bekijkt vanuit welke reactie iemand geeft, een gesloten vraag best open kan overkomen. Maar als je de standaard-indeling erbij pakt, kun je prima een onderscheid maken tussen het stellen van open vragen en het stellen van gesloten vragen.


De kunst van het stellen van vragen vereist dat je je bewust bent van dit verschil tussen gesloten en open vragen en waar nodig een vraag snel kunt omvormen voordat je deze stelt. Hieronder kun je - met deze standaardindeling als uitgangspunt - hierin oefenen: namelijk door het GESLOTEN maken van OPEN vragen.

Oefening gesloten vragen stellen

Maak van de volgende open vragen gesloten vragen. Doe dit om te beginnen door de vooronderstelling (= de aanname) die de open vraag kent, expliciet te maken. Een voorbeeld:

Open vraag: Wat wil je drinken?
Gesloten vraag: Wil je wat drinken?

De open vragen:

  1. Hoe laat ga je naar school?
  2. Wat vind je van die leraar voor Nederlands?
  3. Waar ga je naartoe?
  4. Wanneer ga je naar huis?
  5. Waarvan heeft u last?
  6. Op welke dag komt je vriend weer terug?
  7. Waar denk je nu aan?
  8. Wat vind jij van deze hele situatie?
  9. Welke kleren neem jij mee op vakantie?
  10. Waarom ben je te laat?



Heb je aanvullingen of betere vragen? We horen het graag!