In onze oordeelsvorming zijn we zonder dat we het weten soms geneigd om uitsluitend informatie te zoeken (en vervolgens te interpreteren en te herinneren) die bestaande opvattingen bevestigen. Dus we geven niet alleen (te) snel betekenis aan feiten (zie deze denkfout / cognitieve valkuil) maar mogelijk doen dit ook nog eens niet goed, omdat we alleen de informatie zien die we 'willen' zien. Ongeacht of dit wel of niet klopt. In deze bijdrage een uitleg over tunnelvisie. En krijg je antwoord op de vraag waarom je bij programma´s als Wie Is De Mol vaak niet kunt spreken van tunnelvisie.

Eerste versie: 5 april 2015
Laatste bijgewerkt: 9 januari 2022 (opmaak)

 
 

Tunnelvisie

Bij een beroepsbeoefenaar is sprake van tunnelvisie indien de persoon voor de uitoefening van het beroep enkel kennis omarmt - bijvoorbeeld iets waarneemt - als dit een bestaande opvatting bevestigt [1]. Dit wordt ook wel de confirmation bias genoemd.
 
Voorbeeld. Stel een kassamedewerker heeft een negatieve kijk op oudere klanten (“bejaarden zijn sloom”). Dit kan er toe leiden dat hij vervolgens alleen ouderen waarneemt die dit bevestigen (“zie je wel, weer een bejaarde die niet wil opschieten bij de kassa”). Informatie die tegengesteld aan dit standpunt is (een snellere bejaarde) valt hem niet op.

We zijn geneigd meerdere zaken bevestigd te willen krijgen:
 
  1. overtuigingen n.a.v. eerdere ervaringen
  2. eerder genomen beslissingen
  3. onze levensovertuiging(en)
  4. onze professionele idealen: de idealen achter het werk dat we verrichten.
 

1. Bevestigen zoeken en vinden van bestaande overtuigingen gebaseerd op eerdere ervaringen

We zijn ten eerste geneigd om voor onze overtuigingen bevestiging te zoeken. In combinatie met de menselijke neiging om feiten direct op een bepaalde manier te kleuren kan tunnelvisie ontstaan.

Voorbeeld. Mediators zullen de volgende situatie herkennen: twee buren, de familie Jansen en de familie Pietersen, hebben ruzie. Vele voorvallen hebben geleid tot wederzijdse irritatie. Grootste bron van irritatie van familie Jansen: de overstekende takken van een boom van familie Pietersen. Familie Pietersen irriteert zich weer aan de kinderen van familie Jansen. Op een dag besluit familie Jansen haar goede wil te tonen. Ze gaan tijdens het reguliere tuinonderhoud de boom van familie Pietersen van hun kant bijknippen. De kinderen werken hard mee. Maar hoe ziet familie Pietersen dit: “Die rotkinderen zitten weer met hun *$*$* aan onze boom. Ze moeten er **%*%# vanaf blijven!! Ze knippen zo de boom dood!”.

Toelichting. Het feit is in dit voorbeeld: De kinderen zitten aan de takken van mijn boom. Het oordeel: De kinderen mollen mijn boom. De onjuiste veronderstelling waarnaar eerst gevraagd kan worden om er zeker van te zijn dat dit klopt: De kinderen zitten opnieuw aan de boom om deze kapot te maken of mij te irriteren.
    

2. Bevestigen van eerder genomen oordeel of beslissing

Ook zijn we geneigd om informatie te zoeken die een eerder oordeel of beslissing bevestigt.

Voorbeeld. Stel, je hebt een bepaalde studie uitgezocht en je wilt nog even op internet enkele fora bezoeken om vast te stellen of je keuze goed is. De kans is groter dat je vooral die informatie erbij betrekt die jouw keuze bevestigt in plaats van ontkracht. Informatie die je keuze ondersteunt, lees je langer of kies je eerder uit je zoekresultaten. Hetzelfde probleem zie je terug als een arts objectief gezien onnodig lang blijft doorgaan met een verkeerde behandeling van een patiƫnt. De gerichtheid op een eerdere diagnose kan een aangepaste diagnose en behandeling in de weg staan.

Een specifieke variant hiervan is het zogenaamde sunk cost-probleem bij oordeelsvorming: we vinden het lastig om gemaakte kosten die we niet meer kunnen goedmaken niet mee te wegen als we moeten beslissen over de toekomst (zie ook hier).
 

3. Bevestigen levensovertuiging

Een levensovertuiging die iemand voorstaat, kan de juiste verwerking van informatie in de weg staan of op z’n minst een gekleurde betekenis geven. Met levensovertuiging wordt bedoeld de persoonlijke idealen die iemand hebben gevormd of nog steeds vormen en waaraan de persoon zijn identiteit ontleent. Het zijn als het ware fundamentele overtuigingen. Ze staan aan de basis van iemands bestaan (of meer filosofisch: van iemands zijn). Onderzoek laat zien dat het lastig is om informatie die hier tegen in gaat te aanvaarden.

Voorbeeld. Er zijn mensen die als levensmotto hebben dat ze altijd willen geloven in de goedheid van de mens. Voor deze groep mensen kan het lastig zijn om te accepteren dat iemand – bijvoorbeeld door een hersenbeschadiging [2] – slecht handelt . Als zich dan een vervelend voorval voordoet, zal iemand uit deze groep het voorval mogelijk oprecht toch gaan inkleuren vanuit zijn levensideaal: “maar hij bedoelde het vast goed”. 
 

4. Bevestigen professionele idealen

Ook professionele idealen kunnen invloed hebben hoe met informatie wordt omgegaan.

Voorbeeld 1. Een voorbeeld uit het juridische domein. Zowel politie en het Openbaar Ministerie hebben primair tot doel wetsovertredingen en misdrijven op te sporen en te vervolgen. Een veilige samenleving staat voorop. De medewerkers van deze organisaties omarmen vaak dit ideaal (ze hebben immers niet voor niets bij deze organisatie gesolliciteerd) of worden hierop gewezen. Het gaat echter mis als ze vervolgens te ver gaan in het nastreven van dit ideaal. Als bijvoorbeeld alles op alles wordt gezet om misdadigers op te sporen. De mogelijke consequentie hiervan kan namelijk zijn dat de gerichtheid bij opsporing doorschiet, te eenzijdig wordt en dat enkel feiten worden gezocht die een verdachtmaking bekrachtigen. Dit wordt versterkt wanneer niets vinden geen optie is ("falen"). 
Stel een verdachte vertelt dat hij niet in de buurt van het voorval was. Dit kan op twee manieren worden geĆÆnterpreteerd: hier is tegenbewijs maar ook als bewijs van een mogelijke leugenachtige houding van de verdachte. Indien van het laatste standpunt wordt uitgegaan, kan sprake zijn van tunnelvisie. 
Voorbeeld 2. In de zorg zie je deze cognitieve valkuil terug bij zorgverleners die moeite hebben met het opgeven van patiƫnten en maar blijven doorbehandelen ook al is het objectief gezien niet zinnig. Een doorgeschoten gerichtheid op gezondheid als professioneel ideaal kan de oordeelsvorming vertroebelen.
 

Tot slot

Het mag duidelijk zijn dat het uitsluitend zoeken naar bevestiging kan leiden tot allerlei problemen. Om het belang van het beteugelen van deze menselijke tekortkoming extra te benadrukken, is het goed om te lezen wat dit betekent voor bijvoorbeeld het strafrecht. Dit zal ik later uitwerken.

Het wordt in ieder geval helemaal problematisch als meerdere van bovenstaande problemen zich tegelijkertijd voordoen. Indien een professional Ć©n zich te veel laat leiden door professionele idealen Ć©n door eerdere beslissingen Ć©n door eigen overtuigingen dan is de kans groot dat het eindoordeel niet goed is.
 
Het is overigens goed om in te zien dat lang niet alle beroepsbeoefenaren makkelijk zullen erkennen dat zij in een specifiek geval onderhevig waren aan tunnelvisie. Dit toegeven is lastig. Sterker, juist 'slimme' mensen zijn vaak goed in staat om te rationaliseren: om recht te praten wat krom is (hier vind je meer over deze valkuil). Dit maakt het onderkennen van en bevragen op tunnelvisie extra lastig. Helemaal als er andere belangen spelen (eer, reputatieschade, materiƫle schade) [3].

PS. En hoe zit het met tunnelvisie in programma´s als Wie Is De Mol?

Soms wordt het woord tunnelvisie misbruikt. Het kan natuurlijk voorkomen dat een professional moet kiezen tussen twee scenario's die, met het bewijs dat er ligt, even plausibel zijn. In het strafrecht zou dit tot gevolg hebben dat beide scenario's verder onderzocht worden. Lastig, misschien heeft Piet Jan vermoord maar misschien heeft Henk Jan vermoord? Laat ik verder zoeken naar bewijs.

Tv-programma's en debatprogramma's  maken hier echter soms misbruik van door te stellen dat je moet kiezen voor een scenario. Neem het programma Wie Is De Mol waarbij je vaak zult kiezen: is Jan de mol Ć³f is Ruben de mol?

Dergelijke gesloten vragen zijn keuzevragen die eigenlijk suggestieve vragen zijn. Het doet voorkomen dat het alles of niets is op basis van het bewijs wat je is gegeven. Eigenlijk zou de vraag moeten zijn: "In welke mate denk jij dat Jan de mol of dat Ruben de mol is?" Waarbij we er even voor het gemak van uitgaan dat deze scenario's elkaar uitsluiten (wie zegt jou dat ze niet allebei de mol kunnen zijn?).

Ondanks dat je uiteindelijk wel een keuze maakt bij dit soort programma's, hoeft nog geen sprake te zijn van tunnelvisie. Het is mijn ervaring dat veel kijkers vaak wel twijfelen: het zou Jan kunnen zijn, maar ik zie ook zaken van Ruben die vreemd zijn. Dit toont direct een bijkomend probleem bij dit soort programma's: de kijker kan niet actief zelf op zoek kan naar bewijs voor de mogelijke scenario's. Het zijn de producenten die dit aanreiken.

Als je kiest maar wel twijfelt, dan kun je niet echt van tunnelvisie spreken.

Wil je meer weten hoe je bij meerdere scenario's aan waarheidsvinding kunt doen en welke vragen je dan kunt stellen, klik dan hier. Dit is lastiger dan veel beroepsbeoefenaren (en Widm-volgers) denken.

__________

[1]
Zie voor een voorbeeld over hoe een oordeel onze keuze voor nieuwe informatie stuurt Koppen, P.J., Reizen met mijn rechter, Kluwer, 2010, bladzijde 206. Dit betreft – in navolging op Wason – het zoeken naar nieuwe informatie die de regel achter de reeks  2-4-6 bevestigd. De toehoorder krijgt hiertoe de keuze tussen serie “8-10-12” als de serie “10-40-50” aangeboden om te horen of deze serie ook overeenkomstig de regel is. Het kiezen van de laatste serie is hierbij beter want dit levert nieuwe informatie op als de toehoorder dacht dat de regel steeds + 2 is (de regel was “het volgende getal is altijd groter dan de voorgaande”). Zie ook: Wason, P. C., On the failure to eliminate hypotheses in a conceptual task, in: Quarterly Journal of Experimental Psychology, 1960 (12), bladzijde 129-140.

[2]
Afwijkingen in de hersenen of hersenbeschadigingen kunnen van invloed zijn op het gedrag van mensen. De hersenstructuur maakt dat het goede in zekere zin bij sommige mensen niet aanwezig is. Een beroemd voorbeeld is Phineas Gage. Bij deze Amerikaanse spoorarbeider schoot bij een explosie een staaf door zijn hoofd met schade aan zijn linker prefrontale cortex tot gevolg. De overige verwondingen waren minimaal: hij genas tot ieders verbazing binnen een aantal maanden. Het ongeluk had echter tot gevolg dat zijn gedrag drastisch veranderde. Van een verantwoordelijk en geduldige man werd hij aanwijsbaar agressief en impulsief.

[3]
Treffend hiervoor zijn de dopingbekentenissen van wielrenners begin 21e eeuw. Toegeven dat je EPO of een ander prestatieverhogend middel had genomen was, zo rechtvaardigden een aantal wielrenners achteraf, (bijna) onmogelijk. Neem bijvoorbeeld Tyler Hamilton die stelt: “Probeer je je mijn situatie voor te stelen. Als ik de waarheid zou hebben verteld, zou alles voorbij zijn. De sponsor van de ploeg zou ermee ophouden en vijf mensen, vijftig vrienden van me, zouden hun baan verliezen. Mensen om wie ik geef. […] Dus ja, ik koos ervoor om te liegen […] Soms lieg je zo veel dat je er zelf in gaat geloven.” in Hamilton, T., en D. Coyle, De wielermaffia, het onthullende verhaal over doping in het Armstrong-tijdperk, Ambo|Anthos uitgevers, 2013, bladzijde 17.