De wetenschap heeft overtuigend laten zien dat wij op ons werk (helaas) met allerlei cognitieve valkuilen hebben te maken. We denken weloverwogen professioneel te handelen, maar gezien de gebrekkige menselijke oordeelsvorming gaat er veel mis. In deze bijdrage lees waarom de kunst de juiste vragen te stellen een professional kan helpen.

Deze bijdrage maakt deel uit van het eBook over de kunst van het stellen van vragen in de beroepspraktijk. Klik hier voor de inhoudsopgave.

Ons eigen denken kan ons op het werk goed in de weg zitten. Je ziet dit bijvoorbeeld gebeuren als iemand tijdens een vergadering geen verhelderingsvraag durft te stellen ("Ik snap dit niet, kan iemand dit uitleggen?"), omdat hij bang is voor dom uitgemaakt te worden.

Het gaat dan helemaal mis als hij vervolgens dit voor zichzelf goed praat door tegen zichzelf te zeggen dat deze angst niet de echte reden is, maar dat hij geen vraag gaat stellen uit goedheid: hij wil de vergadering niet onnodig ophouden.

Gezien deze cognitieve beperkingen doe je als professional er daarom verstandig aan om niet altijd ervan uit te gaan dat je met kennis van zake handelt. Dat je volkomen rationeel in je werk zit.

Nu is dit makkelijker dan gedaan.

Een manier om hiervoor te zorgen is door je (1) bewust te zijn van je menselijke beperkte vermogens, (2) je professionele oordeel uit te stellen en (3) eerst vragen te stellen.

Bij de informatie die je wordt aangereikt, al dan niet in gesprek met anderen.
 


Klinkt dit overdreven? Nee.

De kunst om vragen te (blijven) stellen is namelijk waardevol voor elk beroep. 

Neem om te beginnen artsen [1] en rechters [2]. Dit zijn beroepen waarbij oordeelsvorming duidelijk centraal staat. Een oordeel over de mogelijke ziekte of aandoening (arts) of het oordeel over wat juridisch speelt (rechters). Je hoopt natuurlijk dat zij door het stellen van vragen met de juiste kennis van zaken oordelen.

Het vermogen goede vragen te stellen is echter ook voor andere professionals belangrijk [3]. Want in ieder beroep heb je te maken met kennis in het algemeen en het vellen van oordelen in het bijzonder.

Sterker, volgens sommige auteurs moeten we niet alleen op ons werk maar juist ook daarbuiten een vragende houding innemen. Het beheersen van de kunst vragen te stellen is niet enkel voor beroepsbeoefenaren of professionals belangrijk. De reden hiervoor is dat wij – bijvoorbeeld als klant of cliĆ«nt – namelijk ook aan de andere kant van de tafel kunnen zitten. Hoe vaak per dag zijn we immers zelf niet in gesprek met of gebruiken we de kennis van beroepsbeoefenaren?

Voorbeeld 1.
Laat ik een voorbeeld geven uit het recht. Neem het strafrecht. Dit is een rechtsgebied waar iedereen – misschien niet zozeer als dader maar wel als slachtoffer – helaas mee te maken kan krijgen. Stel vervolgens dat binnen een strafzaak DNA een rol speelt. Hoeveel waarde moet je hier aan hechten? Hoe betrouwbaar is eigenlijk DNA?[4] Is het mogelijk dat iemand een dubbel DNA heeft[5]? Heeft een bloedtransfusie invloed op het DNA-profiel van iemand? Kunnen twee mensen, bijvoorbeeld eeneiige tweelingen, hetzelfde DNA hebben? En stel er wordt binnen deze strafzaak gesteld dat er een kans van 1 op 44 is dat een verdachte het niet gedaan heeft. Dit lijkt te impliceren dat de verdachte het wel gedaan heeft. Is dit wel terecht? Kunnen dergelijk inschattingen wel berekend worden?[6] Vragen te over.
 
Voorbeeld 2.
Welk beroep je gaat uitoefenen, je zult waarschijnlijk ook soms iets moeten inkopen. Soms iets klein (wat pennen), soms iets groot (bijvoorbeeld op het gebied van ICT/Telefonie), soms dus materieel maar soms ook immaterieel: niet tastbare producten zoals een cursus die je gaat volgen. Maar ook buiten het werk kopen we continu zaken. In beide gevallen is het zinvol om vragen te stellen. Neem zoiets klein als een nieuwe tandenborstel. Welke koop je? En waarom zou je een automatische tandenborstel nemen? Zijn deze echter beter? Stel dat op de verpakking staat “Deze wordt aangeraden door tandartsen”. Welke tandartsen betreft dit dan? En ligt er ook wel onderzoek aan ten grondslag? Bijvoorbeeld onderzoek waaruit blijkt dat poetsen met apparaat x inderdaad minder gaatjes bijvoorbeeld oplevert? Automatische tandenborstels kosten vervolgens pakweg 20 euro Ć  150 euro. Wat verklaart nu dit verschil? Stel de verkoper geeft aan dat zij apparaat X ook gebruikt. Moet je hier waarde aan hechten? Vragen te over. Zelfs bij de aankoop van iets kleins als een (automatische) tandenborstel.

Of dit nu voor je werk is of daarbuiten: het is dus belangrijk dat je weet hoe je vragen moet stellen. Want we hebben misschien wel allemaal de behoefte ons niet te willen vergissen.

In de volgende bijdragen zal ik dit verder toelichten.

Ik zal beginnen met uitleggen waarom het stellen van vragen een teken is van het hebben van een kritische houding. Vervolgens kun je lezen dat je dit niet negatief moet opvatten: als het uiten van kritiek. Het is zelfs positief, namelijk een teken van positieve nieuwsgierigheid.

Deze pagina is voor het laatst bijgewerkt op 6-05-2019
__________

[1]
Zo ontwikkelde de Raad voor de Rechtspraak in mei 2009 een training voor strafrechtrechters in het kritisch denken. Dit ter voorkoming van tunnelvisie en rationalisering en ter behoud van een open houding waarbij ook ruimte is voor alternatieven. Ook in de voordracht van het startsymposium Nederlands Register van gerechtelijke deskundigen op 12 maart 2009 door Mr. G.J.M. Corstens, president van de Hoge Raad der Nederlanden, wordt het belang van deze vaardigheid uitdrukkelijk genoemd: “[…] Betere opleiding, meer alertheid als het gaat om deskundigenbewijs, kritischer inzicht in de eigen beperkingen en die van de deskundigen, dat zijn zaken die veel kunnen bijdragen aan een betere strafrechtspleging. Deze aanpak past ook naadloos in de reeks van initiatieven en maatregelen die in de afgelopen jaren zijn genomen in het kader van het bewaken en bevorderen van de kwaliteit van de rechtspraak in Nederland. […]”.

[3]
Je zou het ook kunnen omdraaien. De kunst het stellen van vragen te verstaan, is een teken van professionaliteit.

[4]
Voor een eerste antwoord op deze vraag, zie: Toom, V.H., De wereld achter het DNA-bewijs, in  NJB, vindplaats: 2009/0328.

[5]
Het antwoord: het is zeldzaam maar het kan. Het bekendste voorbeeld is die van de Amerikaanse Lydia Fairchild. Uit een DNA-test kwam naar voren dat zij niet de moeder was van haar kind. Omdat ze wel uitkeringsgelden had ontvangen, werd ze op basis hiervan vervolgd voor fraude. Geboortebewijzen en verklaringen van ziekenhuispersoneel werden terzijde geschoven; het DNA-onderzoek was immers duidelijk. Tijdens de procedure bleek echter dat bij Fairchild sprake was van het bij mensen zeldzame chimerisme: een combinatie van genetisch verschillende soorten cellen.
 
[6]
Hoe statistische vragen als deze een rol kunnen spelen in rechtszaken werd duidelijk in de zaak van Lucia de Berk. Interpretatie van dergelijke gegevens kent hierbij allerlei problemen en is niet aan alle rechters gegeven. Zie Derksen, T., Lucia de B.: reconstructie van een gerechtelijke dwaling, Veen Magazines, 2007, hoofdstuk 5.