Vragen stellen als een Socrates
Misschien wel de bekendste vragensteller uit de geschiedenis is Socrates.
Deze filosoof - die leefde van ongeveer 470 tot 399 v.C. - maakte de straten
van Athene onveilig door het stellen van allerlei vragen aan bekenden en
onbekenden. Of kunnen we beter zeggen dat hij de straten veiliger maakte? Een van de interessante ideeƫn die hij heeft nagelaten is die van de socratische elenchus. Ook voor de hedendaagse
vragensteller een interessant begrip om eens kennis van te nemen. In dit
artikel vind je meer over deze manier van vragen stellen.
Eerste versie: 15-02-2022.
In deze bijdrage zal ik niet lang stilstaan bij het leven van Socrates. Ook zal je niet hier lezen wat Socrates heeft betekend voor de filosofie, voor het filosoferen en de kunst van het stellen van vragen. Hierover zijn diverse toegankelijke artikelen geschreven (zoals dit artikel bij filosofie.nl).
Elenchus in het algemeen?
De socratische elenchus
Wat het niet is
Om de elenchus goed te begrijpen, is het interessant om eerst uit te leggen wat het niet is.Voorbeeld (niet socratisch).
X: Nederland moet een algeheel vuurwerkverbod invoeren, want dat zal de veiligheid aanmerkelijk ten goede komen.
Y: Wat een onzin, onderzoek laat zien dat veel onveiligheid met oud en nieuw met name voortkomt uit alcohol! DOE EERST HIER EENS WAT AAN!
Voorbeeld (wel van een vraag, maar nog niet echt socratisch)
X: Nederland moet een algeheel vuurwerkverbod invoeren, want dat zal de veiligheid aanmerkelijk ten goede komen.
Y: Maar wist je wel dat veel onveiligheid te maken heeft met overdadig alcoholgebruik en we beter dat aan kunnen pakken?
Op zich is dit al beter: er wordt een vraag gesteld. Maar de socratische methode gericht op de elenchus is anders.
Wat het wel is
- Iemand brengt een standpunt in; beweert iets; een standpunt en/of argument.
- Socrates stemt hiermee in en komt met een of meerdere (andere) beweringen waar de ander het ook mee eens zal zijn.
-
Socrates geeft aan dat wat de persoon zegt onder 2 iets impliceert dat
tegengesteld is aan wat de persoon zei bij de eerste stap.
-
Socrates wijst op de inconsequentie in het denken van de ander. Hij heeft
iets gevonden wat logisch inconsistent is (de elenchus). Dit vraagt om
aanpassing in het denken van de ander.
Een voorbeeld van de elenchus' manier van vragen stellen bij Socrates
SOCRATES: Wat is het gemeenschappelijke aan wat we moed noemen? [...]
LACHES: Ik zou zeggen dat moed een soort uithoudingsvermogen en volharding van de ziel is, als ik iets mag noemen dat je in het algemeen bij alle gevallen terugziet.
SOCRATES: Zo moeten we er inderdaad naar kijken, als we deze vraag willen beantwoorden. En toch twijfel ik nog wel dat elke vorm van uithoudingsvermogen en volharding, naar mijn mening als moed moet worden beschouwd. Luister naar mijn reden: ik ben er zeker van, Laches, dat jij moed een zeer nobele eigenschap vindt.
LACHES: Zeer nobel, zeker.
SOCRATES: En jij zou zeggen dat een wijs uithoudingsvermogen ook goed en nobel is?
LACHES: Zeer nobel.
SOCRATES: En wat zou je zeggen van een dwaas uithoudingsvermogen? Is dat niet, aan de andere kant niet te beschouwen als slecht en kwetsend?
LACHES: Dat is waar. [...]
SOCRATES: En kan iets nobels zijn dat slecht en kwetsend is?
LACHES: Dat zou ik niet moeten zeggen, Socrates.
SOCRATES: Maar zeg je nu dat een bepaalde vorm van volharding niet moedig is, omdat het niet nobel is, terwijl moedig zijn altijd nobel is?
LACHES: Je hebt gelijk.
Een actueel voorbeeld van de elenchus' manier van vragen
Voorbeeld. Stel een politicus zegt: "We moeten in deze wijk parkeervergunningen invoeren, want er zijn op dit moment domweg te weinig plekken en dat levert overlast op". De verzwegen verbindende uitspraak in deze redenering is (waarschijnlijk): als er te weinig plekken zijn waardoor er overlast is, dan is het invoeren van vergunningen het beste idee". Of de persoon dit echt bedoelt, is natuurlijk iets om na te vragen.
Voorbeeld (vervolg). Het gaat in het voorbeeld onder 1 over overlast (omdat ergens te veel van is, in dit geval auto's ten opzichte van parkeerplekken). Maar klopt het principe? Overlast zal natuurlijk niet altijd met vergunningen opgelost kunnen worden. Sterker nog, het zal ook niet altijd op die manier worden opgelost. Als moderne Socrates is de kunst om voorbeelden te gaan bedenken. Kun je overlast bedenken (omdat ergens te veel van is) die mogelijk op een andere manier wordt opgelost? Enkele voorbeelden (en dit mag best creatief zijn): overlast van te veel zwervers bij een ingang van een winkel, overlast van te veel stadsduiven op een marktplein, overlast van te veel auto's op een snelweg, overlast van te veel studenten in een klas, overlast van te veel deelscooters op straat, overlast van te veel flitsbezorgers, overlast van te veel fietsen in een centrum, ... et cetera.
Voorbeeld (vervolg). Laten we het voorbeeld fictief vervolgen:
Socrates: "Het is een goed idee om overlast aan te pakken. Zo vind ik het altijd vervelend dat we niet in ons gemeentehuis kunnen, zonder tegen allerlei fietsen aan te lopen. Zeker voor slechtzienden is dit lastig. Dat bent u toch met mee eens?"
Politicus: "Inderdaad."
Socrates: "Zou het niet goed zijn als we hier als gemeente ook niet iets tegen zouden gaan doen?"
Politicus: "Zeker zou dit goed zijn."
Socrates: "Bent u het dan met me eens dat we voor fietsen dan ook maar beter een vergunning kunnen invoeren?"
Politicus: "Nee, natuurlijk niet; wat is dit voor een onzin!"
Socrates: "Maar dan begrijp ik u niet. Eerst zegt u dat het invoeren van vergunningen de manier is om parkeeroverlast te voorkomen; maar nu ineens weer niet. Dit kan toch niet samengaan?"
Politicus: "Dit zijn toch onvergelijkbare situaties!"
Socrates: "Prima, maar wat maakt dan dat dit niet vergelijkbaar is?"
-
Het tot het uiterste voeren van wat gezegd wordt om vervolgens vragen
te stellen over dit gevolg.
In dit geval stel je niet de vraag naar Ć©Ć©n ander voorbeeld, maar schets
je een wereld waarbij iedere vorm van overlast leidt tot een vergunning.
Je gaat doorvragen op alle voorbeelden die je hebt bedacht. Maar is dit nu wat de politicus wil, zo zal de moderne Socrates zich
afvragen? Het verwijt van de ander kan zijn dat sprake is van een overhaaste
generalisatie; maar wat maakt deze situatie nu anders?
-
Vragen naar de implicaties voor wanneer het niet werkt. Stel het
invoeren van vergunning werkt niet omdat er te veel mensen zijn die een
parkeervergunnnig willen, zou dit dan nog steeds een goed idee zijn? De valkuil is wel dat dit snel een suggestieve vraag gaat worden.
-
De ander een ander perspectief laten innemen. In dit geval bedenk je
voorbeelden van overlast die de politicus zelf zou kunnen geven en stel je
de vraag in hoeverre hij of zij dit vergunningswaardig zou vinden. Je kunt
denken aan rijden op de snelweg / files. Dit doet de politicus vast ook.
Moet hier ook een vergunningsplicht voor komen?
- Tegenvoorbeelden bedenken. Kun je voorbeelden bedenken van iets waar vergunningen voor zijn ingevoerd, maar waar nog steeds overlast is?
- Het in een ethisch kader plaatsen om de ander in te laten zien dat hij of zij niet volledig is. Dit is de methode die je Socrates in de Laches ziet doen. Moed werd door Laches gekoppeld aan uithoudingsvermogen. Socrates laat Laches vervolgens vaststellen (in zijn antwoord) dat moedig zijn per definitie goed is. Maar - zo vraagt Socrates - niet iedere vorm van uithoudingsvermogen is toch goed? Dus vraagt moedig zijn om meer dan alleen uithoudingsvermogen. En klopte de definitie dus niet.
[1] Volgens Louis-AndrƩ Dorion namelijk maar ƩƩn keer, namelijk in
Memorabilia 4.2 van Xenophon. Zie Dorion, L.,
The rise and the fall of the socratic problem, in:
Morrison, Donald R. (ed) The Cambridge Companion to Socrates,
CUP: New York, bladzijde 15.
Hierbij moet wel aangetekend worden dat onder Socrates-deskundigen er wel
overeenstemming is over dat Xenophon geen hoge pet op had van Socrates.
.
[2] Zie Socratische Methode, Wikipedia (laatst geraadpleegd op 6-2-2022)
[3] Zie bijvoorbeeld Hugh H. Benson, Socratic Method, in: Morrison, Donald R. (ed) The Cambridge Companion to Socrates, CUP: New York, bladzijde 182.
[4] Zie Vlastos, G., Socratic Studies, CUP:Cambridge/New York, bladzijde 11 die dit de standaard elenchus noemt.[5] Zie Benson, bladzijde 184.
[6] Zie voor meer voorbeelden Vlastos, bladzijde 11 en 12. Deze tekst kun je vinden in Laches, 192bc/194b1-4)