Alle basisbegrippen die tot nu toe zijn behandeld (redeneringen/betogen, beweringen, standpunt, argument, argumentatieve indicator, beweringen in het argument, verbindende uitspraak en ondersteuning), kunnen we samenvatten in het volgende schema. Een tweetal zaken zal ik later nog toelichten: het voorbehoud en de stippellijn bij oordeel.

Kunst stellen van vragen m.b.v. argumentatieleer

In dit schema heb ik niet opgenomen dat een argument ook uit meer dan twee beweringen kan bestaan (dit gaat dus ook verder dan ik hier heb behandeld: in deze bijdrage bestond het argument enkel uit Ć©Ć©n feit/oordeel en Ć©Ć©n verbindende uitspraak). Dat is echter wel mogelijk. Deze beweringen moet je daarbij soms wel en soms niet gecombineerd lezen. Ik zal hier in het volgende hoofdstuk op terug komen maar ik zal je nu alvast een voorbeeld geven van een redenering met meerdere concrete oordelen en maar Ć©Ć©n verbindende uitspraak.
 
Voorbeeld Ć©Ć©n argument met meerdere beweringen maar met Ć©Ć©n verbindende uitspraak 
Stel iemand spreekt uit: “Jan komt altijd te laat en hij gaat ook nog eens regelmatig vroeg weg. Dit bij elkaar opgeteld, maakt toch dat je niets aan hem hebt als projectlid.

Standpunt: Aan Jan heb je niets als projectlid
Argumentatieve indicator: want
Bewering (oordeel): Jan komt altijd te laat, en 
Bewering (oordeel): Jan gaat ook nog eens regelmatig te vroeg weg
Bewering (verbindende uitspraak) Als iemand altijd te laat komt Ć©n soms te vroeg vertrekt, is het een projectlid waar je niets aan hebt.
 
Voorbeeld toepassing schema
We hebben nu genoeg materiaal om terug te gaan naar de redenering van de jongens aan onze deur (zie eerder voorbeeld 2 in deze bijdrage). Ik geef nog even het voorbeeld:

Aan je deur staan twee jongens die werken voor een telecomprovider. Ze hebben goed nieuws. De aanbieder die jij hebt, is – zo blijkt uit een overzicht dat ze bij zich hebben – veel duurder dan die van de jongens en ze kunnen je een juridisch vrijblijvend aanbod doen. De provider die zij vertegenwoordigen heeft namelijk de goedkoopste abonnementen die er zijn. Bovendien is de provider tevens de beste die er is want de provider is volkomen transparant over de prijzen. Alles wat je wilt weten, mag je weten. Een mooi aanbod toch?! Je hoeft alleen maar even een handtekening te zetten en dan ben je overgestapt. En sinds zij overgestapt zijn, hebben zij ook nooit spijt gehad. Ze hebben zich altijd thuis gevoeld bij deze provider. Je zult vast geen spijt krijgen. Het advies is duidelijk: zeg je huidige abonnement op en stap over. Het achterliggend oordeel: je doet er goed aan als je overstapt naar de telecomprovider die zij vertegenwoordigen.

Laten we ons richten op een van de argumenten waarom je zou moeten switchen en onderzoeken of dit argument helder is: hun provider heeft klaarblijkelijk de goedkoopste abonnementen die er zijn. Dit is een concrete bewering, namelijk een financieel oordeel, waarvan je kunt afvragen wat deze betekent (wat bedoel je precies met goedkoopste) en of deze juist is (laat op z’n minst maar zien dat overzicht). Maar stel dat uit het overzicht blijkt dat de provider inderdaad het goedkoopste is: hoezo resulteert dit in het oordeel dat je er goed aan zou doen om over te stappen? Dit heeft natuurlijk te maken met de door velen omarmde norm dat we producten en diensten zo goedkoop mogelijk willen hebben.
 
Analyse op helderheid (de andere criteria zullen later worden uitgewerkt)
- Standpunt (oordeel): je doet er goed aan om over te stappen van telecomprovider
- Argumentatieve indicator: namelijk
- Financiƫle bewering (een oordeel): onze provider heeft de goedkoopste abonnementen die er zijn.
- Onderbouwing financiƫle bewering: het overzicht

Maar is ons hiermee precies duidelijk wat de redenering is van de jongens? We missen nog een aantal zaken uit het schema. Meer formeel missen we de verbindende uitspraak en de onderbouwing van deze verbindende uitspraak. Hierop moeten we de jongens bevragen. Formeel - in termen van argumentatieleer - zou je vragen: "Waarom is deze bewering nu een argument voor het standpunt: wat is de verbindende uitspraak? En waarom zou ik deze verbindende uitspraak vervolgens omarmen?" In de praktijk zou je iets vragen als: "Zeg je nu dat het goedkoopste abonnement voldoende reden zou moeten zijn om over te stappen? Waarom zou ik dit moeten vinden?"

Later zal ik laten zien dat er (natuurlijk) nog veel meer vragen te stellen zijn. Dit raakt echter de andere criteria. Zo is het maar de vraag in hoeverre het overzicht ons nu zou moeten overtuigen dat zij echt de goedkoopste zijn. Maar eerst proberen we helder te krijgen hoe de jongens precies redeneren. Deze verhelderingsvragen leveren waarschijnlijk antwoorden op als:

- Verbindende uitspraak: Het goedkoopste-zijn beschouwen we (inderdaad) in het algemeen als voldoende reden om over te stappen. 
- Onderbouwing: Iedereen vindt dat.

Het volledige argument waarom je moet switchen van provider - en die ze niet volledig uitgesproken - is dus waarschijnlijk:

(want) Onze provider heeft de goedkoopste abonnementen die er zijn (= bewering) zoals je ziet in dit overzicht (= ondersteuning bewering) en dat iets het goedkoopste is, moet voldoende reden zijn voor jou om over te stappen (bewering als verbindende uitspraak) want iedereen wil zo goedkoop mogelijk af zijn (= ondersteuning verbindende uitspraak).

Omdat niet alles uitgesproken wordt, zie je dat enkel dit argument bij analyse op helderheid reeds veel vragen oproept. Nog los van de inhoud van wat gezegd wordt zelf. Omdat dit vaker voorkomt - sterker, dit is inherent aan communicatie - zal ik in de volgende bijdrage hier uitgebreider op terugkomen