Een beroepsbeoefenaar kan tunnelvisie en rationaliseren (enigszins) voorkomen door het stellen van de juiste vragen. Een goede vraag hiertoe wordt aangereikt door The Defeasibility Test. In deze bijdrage lees je wat deze test inhoudt en welke kritische vraag je volgens deze test moet stellen.
Laatst bijgewerkt op 04-04-2018
Weer actueel: 05-05-2021

De kunst van het stellen van vragen en doorvragen
Goede vraag om tunnelvisie te voorkomen?

Rationaliseren en het probleem van tunnelvisie

Rationaliseren is een cognitieve valkuil waar iedere beroepsbeoefenaar vatbaar voor is. In plaats van een standpunt op basis van argumenten in te nemen gaat het andersom. Eerst velt de beroepsbeoefenaar (vaak onbewust) een oordeel en vervolgens worden met het 'verstand' redenen voor dit standpunt gezocht Ć©n gevonden. Sprake is van tunnelvisie.

Argumenten - bijvoorbeeld gebaseerd op andere feiten - die de beroepsbeoefenaar van gedachten zouden kunnen brengen worden niet gevonden, worden genegeerd  of zo geĆÆnterpreteerd dat ze enkel in het voordeel van het reeds ingenomen standpunt spreken (de laatste twee zijn vormen van perceptuele verdediging).

Het aanreiken van extra feiten zal bij een beroepsbeoefenaar die lijdt aan tunnelvisie nauwelijks tot geen effect hebben. Hij of zij blijft bij diens oordeel hetgeen je bijvoorbeeld terugziet in de neiging discussies te willen winnen in plaats van helder te willen denken (zie hier voor een mooi artikel over dit probleem).

Gezien de kennisverwachting die we hebben van professionals, is dit natuurlijk niet wenselijk.

Door vragen te stellen kan dit (enigszins) worden voorkomen.

Zo worden in diverse landen bij de politie en het Openbaar Ministerie met tegensprekers gewerkt. Tegensprekers moeten tunnelvisie tijdens de opsporing van verdachten voorkomen. Deze tegensprekers zijn getraind in het stellen van positief-kritische vragen.


The defeasibility test als positief-kritische vraag

Achtergrond

Nu heb je eerder kunnen lezen wat deze kritische vragen dan precies zijn: de vragen waarmee je iemand kunt vragen naar en kunt laten nadenken over de houdbaarheid van de kennis en informatie die hij of zij gebruikt. Ook hebben we diverse voorbeelden gegeven van kritische vragen en hoe je met deze vragen kunt doorvragen.

Hier kun je meer lezen over de standaard negen manieren om op een positieve maar verder te vragen. Met andere worden doorvragen op basis van oprechte nieuwsgierigheid (en niet zozeer om kritiek te spuien).

Met diverse vragen uit deze vragenlijst kun je proberen tunnelvisie tegen te gaan. Een vraag die met name hiertoe geschikt is [1], komt voort uit the defeasibility test (waarvoor ik nog geen goede vertaling heb gevonden; suggesties zijn welkom!).

Het is een test die naamsbekendheid heeft gekregen door Peter Boghossian, die in zijn boek A Manual for Creating Atheists de waarde van deze test beschreef [2]. De titel van het boek toont hierbij duidelijk aan wat het doel is van Boghossian. Zijn boek - en dus ook de hierin beschreven test - is met name erop gericht om mensen kritisch te laten nadenken over het geloof dat ze hebben. Ook bij de auteur die deze test voor het eerst uitgebreid toelichtte, Matt McCormick, zie je dit (zie hier zijn blog over the defeasibility test).

De test wordt echter ook steeds meer ingezet om de houdbaarheid van kennis in het algemeen te beproeven [3]. Om professionele tunnelvisie tegen te gaan. Dit omdat de test aanwijsbaar - als denkvraag - mensen laat nadenken over waarom ze iets vinden.

De vraag

De vooronderstelling van de test is dat we op basis van rationele, geĆÆnformeerde argumenten moeten oordelen. Dit brengt met zich mee dat iedere bewering ontkracht moet kunnen worden. Te weerleggen moet kunnen zijn.

Indien dit namelijk niet zou kunnen, dan is geen sprake meer van rationele argumentatie maar van schijnargumentatie.

McCormick richt zich hierbij als gezegd op godsgeloven:

"Are there any considerations, arguments, evidence, or reasons, even hypothetically that could possibly lead me to change my mind about God?  Is it even a remotely possible outcome that in carefully and thoughtfully reflecting on the broadest and most even body of evidence that I can grasp, that I would come to think that my current view about God is mistaken?  That is to say, is my belief defeasible?" 

Of deze aanpak juist is, wil ik laten rusten. Dit wordt o.a. bepaald door hoe geloof zich verhoudt tot de rede, hetgeen niet het onderwerp is van dit blog. De vraag die hij stelt is voor professionals wel interessant.

De vraag luidt: "Hoe kan je overtuiging dat X het geval is fout zijn?"

Natuurlijk kun je deze vraag ook anders verwoorden:
  • Welk bewijs zou maken dat jij van mening / overtuiging verandert?
  • Wat zou jou ervan overtuigen dat je ernaast zit?
  • Wat zou jou van gedachten doen veranderen?

In plaats van dat de ander wordt aangesproken op de onjuistheid van diens overtuiging ("Jan is de dader") wordt de ander gevraagd naar wat nodig zou zijn om hem of haar van het tegendeel te overtuigen (dat Jan niet de dader is). [4] De vervolgvraag is natuurlijk in hoeverre dit bewezen kan worden (zie deze vraag bij het vraagschema om feit van fictie te onderscheiden).

Een concreet voorbeeld van deze vraag

In onderstaande video vind je een concreet voorbeeld van hoe deze vraag gesteld kan worden en uit kan pakken. We horen David Pakman vragen stellen aan een beller die ervan overtuigd is dat er geen heimelijke verstandhouding was / geen afspraken waren ("collusion") tussen Donald Trump en Rusland voorafgaande aan de uitverkiezing van Trump als Amerikaanse president in 2017.

Nu gaat het me bij onderstaand fragment ook weer niet om de inhoud. De inhoud is - nu een aantal jaren later - misschien ook minder relevant. In hoeverre er destijds wel of geen sprake was van Russische inmenging of dat er afspraken waren, laat ik graag over aan experts (in de reacties vind je bijvoorbeeld kritiek op de beller: hij heeft te weinig kennis).

Het gaat in onderstaand voorbeeld enkel om de vragen die David stelt.


  


De eerste vragen die David stelt, gaan met name over wat de beller bedoelt met collusion. Je hoort hier dus met name de socratische vraag "Wat bedoel je?". Tegen 5:40 draait David het om:

"What would you need to see to believe that there was a collusion?"

Vervolgens vraagt David weer op het antwoord van de beller door, namelijk om verduidelijking van de begrippen die de beller gebruikt in het voorbeeld. Uiteindelijk hoor je de twijfel in de stem van de beller (wat nog niet betekent dat hij er naast zit natuurlijk).

Of zoals het in een reactie wordt samengevat:

"David's style of open questioning really showed Mitchell's closed minded lack of reasoning ability and his determination to ignore objective data."

__________

[1]
De kritische vraag van the defeasibility test is dus een vraag waarmee een beroepsbeoefenaar zowel vraagt naar een voorbeeld Ć©n tegelijkertijd naar een alternatief.

[2] 
Boghossian, P., A Manual for Creating Atheists, Pitchstone Publishing 2013.

[3]
Iets waar Boghossian trouwens zeer terughoudend in is. Zie Boghossian, part II.

[4]
Het zorgt voor wat Boghossian noemt: doxastic openness. De wil om je eigen overtuigingen te herzien (en dus tunnelvisie te voorkomen).